Op zesjarige leeftijd heb ik met de lippenstift van mijn moeder een trein
getekend op het behang in de achterkamer.
Het is de eerste tekening die ik mij herinner, mijn rotsschildering zeg maar,
een lange trein. Ik herinner mij niet dat ik hem aan het tekenen was.
Ik herinner mij alleen dat mijn moeder binnenkwam. Toen mijn moeder binnenkwam
zag ik pas wat ik gedaan had.
Mijn moeder was helemaal niet boos, mijn vader maar heel even.
Diezelfde dag onder het eten begon mijn vader over mijn eerste heilige communie.
Ik zat volop in de voorbereidingen voor mijn eerste heilige communie.
Ik vroeg aan mijn vader waarom God zijn wetten op steen had geschreven. Mozes
had de steen uit een rots gehakt en God had er zijn wetten opgeschreven.
Mijn vader zei dat er in die tijd nog geen papier bestond.
Drie dagen later kwam Jozef de achterkamer behangen. Jozef was de huisschilder
met de twee gehoorapparaten. Hij praatte hard en slissend.
Het nieuwe behang was prachtig. Er ontging mij niets van wat Jozef deed.
Het instrijken op de plaktafel, het dubbelvouwen van de behangbaan, het
uitstrijken op de muur met de behangborstel en hoe hij met een scheermes de
ruimte voor een stopcontact uitspaarde.
De dag voor mijn eerste heilige communie heb ik in de biechtstoel verteld dat ik
met de lippenstift van mijn moeder een trein op het behang had getekend.
Ik liep van de kerk naar huis en voelde mij volkomen schoon. Ik nam mij voor dat
zo te houden.
Thuis vertelde ik de biecht aan mijn vader. Toen vroeg mijn vader mij waarom het
uitgerekend een trein was geweest die ik had getekend en niet wat anders. Ik zei
alleen dat het de trein van opa was. Mijn vader nam genoegen met deze uitleg.
Mijn opa was immers machinist. Mijn opa had mij immers een keer de trein laten
zien waarop hij reed.
Maar er was nog minstens één andere reden.
Het geniale van een trein was dat je er nooit op uitgetekend raakte, er kon
altijd nog een wagon bij. Een auto of een kruiwagen kwamen vroeg of laat af,
maar een trein was oneindig.
Voor mijn eerste heilige communie kreeg ik van Jozef een behangstalenboek en van
mijn moeder een grote doos wasco vetkrijtjes.
Ik heb nooit in het behangboek getekend, daar vond ik het te mooi voor, het
mocht niet bezoedeld worden. Het behangboek was de uitbeelding van mijn schone
ziel.
Jozef zag ik weer toen het tegen Kerst liep.
Mijn vader had hem gevraagd een grot te maken op het dressoir om de
kerstbeeldjes in te plaatsen.
Ik herinner mij hoe Jozef binnenkwam en een versleten leren tas droeg waaruit
alleen een rol rotspapier kwam.
Ik herinner mij dat ik hem vroeg waarom hij een rots ging maken van papier, en
dat hij daarop als verklaring heeft gegeven dat een rots van papier net echt
was.
Wilt u een van deze behangschilderingen kopen?
Stuur een mail naar cornel.bierens@atncb.nl
en ik neem contact op.