Mijn openbare leven als beeldend kunstenaar begon met portretten van mensen
met het syndroom van Down. Vol overtuiging trad ik in de voetsporen van Jan van
Herwijnen, die bekendheid verwierf met levensgrote tekeningen van psychiatrische
patiënten (1919). Twee keer exposeerde ik mijn portretten onder de geuzennaam
Mongolen. Destijds was het nog mogelijk om wat sommigen als spotnaam
gebruikten juist als een erenaam te hanteren. In onze eeuw wordt zulke ironie
niet meer begrepen, vandaar dat ik me nu bedien van de naam downsyndromers.
In Utrecht (De Uithof, 1979) moesten de bezoekers een nummertje trekken, om
vervolgens door een suppoost een voor een te worden binnengeleid in een
kamertje. Daar kwamen zij, dankzij een verborgen camera, oog in oog te staan met
hun eigen gezicht tussen dat van de geportretteerden.
Het was geëngageerde kunst, die vooral de tweede keer, bij de expositie in
Hilversum (VARA, 1987), tot veel publiciteit leidde, ook op televisie. Dat hielp
om het beladen onderwerp over het voetlicht te brengen. Los daarvan waren het
voor mij als kunstenaar ook clair-obscurstudies. Hoe creëer je spanning in een
tekening tussen het zwartste zwart en het witste wit?
Wilt u een van deze portretten kopen? Stuur een mail naar cornel.bierens@atncb.nl
en ik neem contact op.
> Voor vier werken van Jan van Herwijnen zie kunstteksten, Catalogi (onderaan). De tekst
die ik schreef over Van Herwijnen (en Rosemin Hendriks) is daar te
downloaden.
> Er verschenen meerdere recensies over de tentoonstelling Mongolen
bij de VARA in dagbladen. Die uit NRC-Handelsblad en De Gooi en Eemlander
zijn hieronder te downloaden.