In de hal van de faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Leiden
(Pieter de la Courtgebouw) zijn deze ogen te zien. Twee billboards (270×360 cm)
van elk 36 driezijdige lamellen, die steeds een andere zijde tonen. Zes ogen
gaan er schuil in de twee panelen – én vele tussenvormen, want per keer
slaan maar zes van de 36 lamellen om. Zo worden er in de loop van de tijd alles
bij elkaar 216 oogvarianten zichtbaar.
Verandering in het beeld treedt op wanneer er binnen een zeker gebied in de hal
beweging wordt geregistreerd. Net als de duiven in de box van de Amerikaanse
leerpsycholoog B.F. Skinner moeten de passanten zelf de relatie ontdekken tussen
hun gedrag en de beloning daarvoor in de vorm van een ander beeld. Skinner heeft
dit leren op basis van zelfwerkzaamheid operante conditionering
genoemd, in reactie op de Russische klassieke conditionering, die van
passieve fysiologische processen uitging. De hond van Pavlov kon niet
niet-kwijlen. Bij kunst geldt iets soortgelijks. Hoe we die soms ook bewonderen,
bij kwijlen kunnen we het niet laten, dat staat een goed kunstwerk niet toe. We
moeten actief kijken, pas dan kijkt het terug. En pas in die interactie komt de
kunst in beweging (zie de close-ups).